Anuar Begam: “Als de hulp van internationale organisaties stopt, wat zal er dan met ons gebeuren?”

Anuar Begam is 45 jaar en is moeder van zes kinderen: vier dochters en twee zonen. Ze vertelt hoe het gezin op de vlucht sloeg, hoe hun leven in Bangladesh eruit ziet en welke toekomstverwachting ze hebben.

In Myanmar was ons huis veel groter. Het was een mooi huis van hout. We hadden kippen en andere dieren op de begane grond en wij woonden boven. Met ons bedrijf verdienden we genoeg. Maar we hadden daar geen hoop, er was geen vrijheid. Toen we zagen dat ons dorp werd aangevallen en platgebrand, realiseerden we ons dat we niet meer veilig waren. We wilden een veilige toekomst voor onze kinderen, dus moesten we vluchten.

Op de vlucht uit Myanmar

De reis was echt heel zwaar. We hadden maar een paar dingen bij ons, wat kleren en een beetje rijst voor een paar dagen. We waren naar het bos gerend en schuilden daar een week. Er was niet genoeg te eten voor iedereen. De kleintjes waren bang en moe van het lopen. We liepen vooral ’s nachts omdat we bang waren om opgepakt te worden.

Na een week kwamen we eindelijk in Bangladesh. Eerst stopten we in een gebied vlak bij de grens, Shamlapor Teknaf, voordat we naar dit kamp, Kutupalong, gingen. Op dat moment was het kamp bijna helemaal leeg; dit was een bosgebied. We moesten met niets beginnen. Alles was weg, we hadden alles achtergelaten. We hakten wat hout om dit huis te bouwen. Maar we hadden geen materialen voor een sterk en veilig huis.

World Concern en Medair gaven ons spullen om het huis te verstevigen voor het moessonseizoen. Ze legden uit hoe we de plastic zeilen en touwen konden gebruiken om het huis vast te binden en steviger te maken. Nu is ons huis beter, het blijft droog en we voelden ons veiliger tijdens het regenseizoen. Maar als we hier langer moeten blijven, dan is dit huis niet sterk genoeg. Het is niet bestand tegen een cycloon.

Leven in het kamp

We zijn afhankelijk van internationale organisaties om te overleven. Maar de rantsoenen die we krijgen, zijn niet genoeg voor het hele gezin. We hebben geen inkomen. Onze mannen hebben geen werk hier en ze moeten werken om wat geld te verdienen.

Soms maak ik me echt zorgen. Als de hulp van internationale organisaties stopt, wat zal er dan met ons gebeuren?

Ik vind mijn kracht in onze familie. Als we samen zijn, ben ik gelukkig. Tijdens de twee Eid-feesten (religieuze feesten van moslims) komen we allemaal samen in het kamp en maken we samen eten. Dan ben ik gelukkig en voel ik me veilig. We hebben hier niet veel, maar we kunnen bidden. Onze kinderen kunnen naar school gaan. We leven hier niet in angst.

Myanmar is ons land en dat zal het altijd blijven

Myanmar is ons land en dat zal het altijd blijven. We willen ooit weer teruggaan. Maar we kunnen niet terug als er geen vrijheid is. Er zijn te veel problemen niet opgelost. In de maanden voor onze vlucht was het leven daar onmogelijk. We mochten niet bidden en we konden onze kinderen geen goed onderwijs geven. We hadden daar geen kansen.

Ik hoop dat mijn kinderen ooit terug kunnen gaan en in vrede in ons land kunnen leven.


Voor het onderdakprogramma in het vluchtelingenkamp Kutupalong hebben World Concern en Medair meer dan 5.000 pakketten voor beter onderdak gedistribueerd. Ook hebben we 5.000 verstevigingspakketten uitgedeeld waarmee de vluchtelingen hun onderkomens konden verstevigen voor het moessonseizoen. Verder heeft Medair gewerkt aan verbetering van openbare gebouwen zoals scholen, klinieken en voorzieningen zoals voetpaden en afwatering.

Foto’s door Medair/Tam Berger

 

CHECK OUR LATEST STORIES